Ik ga op vakantie en neem mee…

Ik pak mijn spullen in om een weekje op vakantie gaan. In een andere omgeving mijn rondjes rennen. Schrijven aan de eerste versie van mijn boek. Dit zijn de twee doelen voor komende week. Ik besluit mijzelf eens goed te gaan verwennen. Ik neem crackers, lekkere kaasjes en rode wijn mee. In het huisje heb ik een open haard. In mijn hoofd heb ik het ideaalbeeld dat ik in de avond genietend van mijn crackers, kaasjes en rode wijn de avond fluitend door kom.

Ik besluit dat ik vakantie heb op het moment dat ik de auto in stap en niet pas als ik op de plaats van bestemming ben. Op vrijdagochtend geef ik nog ‘mijn’ herstelgroep depressie in de kliniek. Na deze les, neem ik even de tijd om tot rust te komen. Ik wandel een half uurtje in de miezerregen en eet een broodje. Dan stap ik in de auto. De verwachting is dat ik er zo’n 2,5 uur over zal gaan doen. Al na een half uurtje merk ik dat ik onrustig begin te worden en dat ik trek heb in koffie. Mijn hoofd vindt zo’n snelle stop veel te vroeg. Toch besluit ik tegen mijn hoofd in te gaan en mijn gevoel te volgen. Ik stop voor een koffie langs de snelweg. Weer kies er voor de rust ook daadwerkelijk te nemen. Ik ga zitten in het restaurantgedeelte en drink mijn koffie rustig op. Nou ja, ik check wel gelijk even mijn mail…

Vol goede moed ga ik weer op weg. Na een uurtje rijden protesteert mijn lijf alweer. Ik ben moe, mijn schouders doen pijn en mijn enkel vindt autorijden nog niet zo fijn. Ik ben boos op mijzelf. Ik stel me aan. In een vorig leven reed ik in mijn eentje naar Italië, slechts stoppend voor toilet en benzine. Ik realiseer mij dat de weg naar herstel nog lang is. Langer dan ik dacht. Langer dan ik hoopte. Slikken en accepteren. Weer stop ik en wandel een beetje over de parkeerplaats.

Aangekomen bij het huisje, check ik in, pak mijn spullen uit en steek de open haard aan. Ik zal genieten van de kaas en wijn. Dus ik geniet, heel even, een microseconde. Het blijkt slechts een avond als alle andere avonden. Ik app nog even een foto naar wat vrienden, zodat die kunnen zien hoe knus het hier is. Ik doe mijn ontspanningsoefeningen en probeer tot rust te komen. Het lukt slechts gedeeltelijk. Ik slaap nauwelijks die nacht.

De volgende dag mag ik eindelijk doen waarvoor ik gekomen ben. Na mijn enkelblessure van begin deze maand, kan ik weer hardlopen. Mijn fysio drukte mij op het hart: “je mag hardlopen, maar blijf vooral op het asfalt”. Dat was niet helemaal wat ik in de planning had, toen ik vorig jaar dit huisje boekte. Maar goed, ik ga voor de compromis. Wel een fikse heuveltraining, maar ik blijf op asfalt én ik loop nog iets minder kilometers dan mijn schema aangeeft. Ik voel me goed tijdens het hardlopen, blij dat ik weer mag rennen. Ik ben opgelucht dat de conditie na twee weken totale rust nog redelijk is.
Ik voel mezelf zelfs zo goed dat ik een café ga zitten en een cappuccino met een stuk Limburgse vlaai bestel (mét slagroom…). Een vrouw vraagt of zij, haar man en vriendin bij mij aan de ronde tafel mogen zitten. Ik vind het prima. Ik klets even met ze en zeg hen dat ik wel wat naar zweet stink, zo in mijn hardloopkloffie. Net voordat ik het echt koud begin te krijgen, stap ik op en ren ik het laatste stuk met een volle maag terug naar het huisje.

In de middag corrigeer ik mijn eigen werk. De twijfel slaat toe. Is het wel een goed idee om een boek te willen schrijven? Er zijn al vele boeken geschreven over depressie. Wat zal mijn boek toevoegen? Is de schrijfstijl wel goed, is het boek logisch opgebouwd? Wat zal een objectieve onafhankelijke lezer hiervan vinden? Zal ik ooit een uitgever vinden of zal ik gaan voor self-publishing? Of vergeet ik dit project en blijft mijn boek op mijn computer staan? Gelukkig heb ik mijzelf, in een dapper moment, met kerst een cadeau gegeven. Ik heb mezelf een manuscriptredactie gegund. Dat sterkt mij. Volgende week lever ik mijn manuscript aan voor een eerste review.

Ik slaap die nacht weer nauwelijks. Ik pieker. Ik heb, eerder deze week, een brief geschreven (maar nog niet verstuurd) naar een vriendin. Een moeilijke brief, waarin ik aangeef dat ik mijn vertrouwen in haar kwijt ben. Dat ik echt geprobeerd heb uit te leggen wat depressie voor mij is. Ik heb zo mijn best gedaan. Ik voel mij gekwetst. Ik heb het gevoel dat zij mijn depressieve gedrag niet kan accepteren als onderdeel van mij. Ik mag best depressief zijn, zolang het niet mijn hulp aan haar schaadt. Dat is bittere afdronk die ik proef. Ik neem het besluit de brief te versturen en daarmee de vriendschap op te zeggen. Vriendschap die niet wederkerig bleek te zijn. Pijnlijk, maar een goed besluit. Ik hoop dat dit definitieve besluit mij slaap oplevert.

Ik wist, dat als ik op vakantie zou gaan, ik mezelf mee zou nemen. Mijn depressie zou niet thuisblijven. Ik dacht dat ik dat aankon. Ik dacht dat ik kon dealen met de eindeloosheid van de dag, na de eindeloosheid van de nacht. De onrust. Het niet kunnen slapen. Ik wist het. Toch ben ik teleurgesteld. Het ligt niet aan het huisje, ik voel me er op mijn gemak. De omgeving is mooi. Het is zeker fijn om de heuvels te kunnen trainen voor de Heuvellandmarathon in maart. Helaas kan ik niet elke dag, niet de hele dag, rennen. Ik word gedwongen stil te staan bij mijn onrust.

Morgen gaat het weer sneeuwen, morgen heb ik nog een rustdag. Ik hoop dat de sneeuw niet blijft liggen. Ik hoop dat de keelpijn en algehele malaise in mijn lijf, zich niet ontwikkelen tot griep.

Ik hoop dat ik overmorgen weer kan rennen.