De rondleiding

Vorige week kreeg ik tijdens therapie een opdracht: De therapeut zou mij door de gymzaal leiden aan de hand van een door haar vooraf getekende plattegrond. De bedoeling was dat ik mijn ogen dicht zou doen en mij door haar stem liet leiden. Aan het eind van de rondleiding zou ik tekenen wat ik dacht gelopen te hebben. Er waren eigenlijk geen regels. Ik mocht haar vragen stellen, ik mocht mijn ogen tussendoor open doen. De opdracht ging niet om het zo goed mogelijk tekenen van de plattegrond, maar het ging om het voelen wat ik voelde, wanneer ik het voelde.

Ik nam de zaal nog eens goed in mij op, ging op de beginpositie staan en deed mijn ogen dicht. Ik luisterde naar haar stem en begon te lopen. Ze liet me van richting veranderen en ineens kwam haar stem uit een richting die ik niet had verwacht. Ik vroeg me hardop af of ik mocht vragen of ze van plaats veranderd was. De therapeut herhaalde de voorwaarde: “je mag vragen wat je wil”. Ik vroeg haar of ze van plaats veranderd was. Haar antwoord was: “nee”. Ik was in verwarring, want ik was dus blijkbaar niet waar ik dacht dat ik was. Ze liet me verder lopen, ik had mijn ogen nog steeds dicht. Ik dacht dat ik te dicht in de buurt van de muur kwam en strekte mijn armen voor me uit om niet tegen de muur te lopen, mijn stapjes werden steeds kleiner. Ik voelde me een idioot.

Ik bedacht me: “ik kan haar vertrouwen, ze laat me heus niet tegen die muur lopen”. Ik liep aarzelend verder, nog steeds met mijn ogen dicht.

Mijn verwarring nam toe en ik besloot nog een vraag te stellen: “waar ben ik?”, vroeg ik haar. Ze zei me dat ik vlak bij de deur van het materiaalhok was en tegenover het whiteboard. Ze liet me weer verder lopen, ik was overtuigd dat ik tegen de muur zou knallen. Ik vroeg nogmaals waar ik was. Weer kreeg ik een antwoord. Weer was ik nog steeds in de war. Want het klopte niet met mijn gevoel. Ik durfde niet nóg een keer te vragen waar ik was. Ik vond ook dat ik mijn ogen niet open mocht doen om mijzelf gerust te stellen. Ik moest op haar vertrouwen vond ik. Ze liet me weer verder lopen en liet me weer een kwartslag draaien. Ik kreeg nu een gevoel waar ik zou kunnen zijn. Volgens mij was ik vlak bij de basketbalring aan de overkant. Ik deed mijn ogen open en checkte waar ik stond. Ik bleek te staan waar ik dat verwacht had.

Ik bedacht me meteen: “waarom moest je nou kijken? het klopte waar je was, je hebt voor niets een ‘credit’ gebruikt! Je hebt gesmokkeld door je ogen open te doen”. Ik voelde een traantje opkomen, ik vermande me en volgde haar aanwijzingen weer op. Tot ze me uiteindelijk liet stoppen en de oefening voorbij was.

Het was tijd om mijn plattegrond te tekenen. Ik voelde de tranen opkomen. Ik wist alleen zeker waar ik begonnen was, waar ik bij de basket was en waar ik geëindigd was. Ik kon de lijntjes tussen die punten niet verbinden. Het liefst had ik mijn pen neergelegd na het zetten van drie kruisjes. Ik trok toch wat lijnen, omdat ik vond dat ik toch iets op papier moest zetten, al was ik er zeker van dat het niet “goed” was.  

Ineens kon ik de tranen niet meer tegenhouden. Ik huilde van frustratie.
Frustratie, omdat ik mezelf zo tegenwerk.
Frustratie, omdat ik schrok van de heftigheid van mijn reactie.
Frustratie, omdat ik schrok van mijn verwarring
Frustratie, omdat ik niet eens een ‘niet-resultaat-gerichte’ opdracht kon volgen.

De opdracht was: doen waar je je comfortabel bij voelt. Ik had de hele rondleiding met mijn ogen open ‘mogen’ doen. Ik had duizenden vragen mogen stellen om mezelf gerust te stellen. Voor mij had dat gevoeld als vals spelen. Ik moest weer zo nodig streng voor mijzelf zijn.
Ik kreeg complimenten, dat ik wél twee keer gevraagd had waar ik was, dat ik wél mijn ogen open gedaan had. Ik probeerde de complimenten aan te nemen. Het lukte maar deels.

Mijn therapeut legde mij uit dat ik mijn emoties niet hóef te onderdrukken, maar dat ik ze mag laten gaan. Als de emotie ‘overdreven’ is voor het moment, mag ik nog steeds voelen wat ik voel en aangeven waar ik behoefte aan heb. Ook al vind mijn hoofd dat ik me niet zo moet aanstellen.

Ze zegt dat ik beter in het bijzijn van de therapeut (of vrienden) mijn emotie kan tonen, dan dat ik later op de dag weer depressief thuis zit. Nu tonen, leidt tot korte en heftige emotie. Onderdrukken zou leiden tot langdurige malaise.

Tussentijds stil staan bij wat ik voel.
Tussentijds emoties de ruimte te geven.
Voelt raar en onwennig.

Verdwalen op weg naar het paradijs

De laatste tijd lijk ik steeds weer te verdwalen. Ik verdwaal in een wirwar van gedachtenstromen. Gedachtenstromen die niet willen stoppen, ook al doe ik zo mijn best om ze in rustiger vaarwater te krijgen. De gedachtenstromen gaan door mijn hoofd, terwijl de elektrische schokken door mijn lijf gaan. Dit maakt het vrijwel onmogelijk om te slapen. Ik vraag me af hoe andere mensen dit doen:  ‘gewoon’ gaan slapen. Ik vraag me af hoe ik dat zelf eigenlijk doe, die nachten dat het wel ineens lukt te vertrekken naar het paradijs. Het paradijs van de gedachtenleegte.

Ook overdag blijft die stroom maar stromen, vooral als ik even niets doe. De stromen kabbelen rustig voort als ik wél bezig ben. Ik hoef er niet per se hele einden voor te rennen. Suf achter de TV hangen, op mijn telefoon klooien, schrijven of een maaltijd bereiden volgens een recept, is ook genoeg. Ik vraag me af hoe ik die woeste wildwaterstromen wat rustiger kan krijgen. Ik vraag me af of de woeste wateren komen, doordat ik weer intensief met mijzelf aan de slag ben.

Het is niet zozeer dat ik meer uren therapie volg. Wel heb ik het schrijven aan mijn boek weer opgepakt. Het uitwerken van interviews van naasten en professionals is soms heftig, soms prachtig en alles daar tussenin. Ik lees ook veel, met name over schematherapie, dat geeft mij nog regelmatig nieuwe inzichten. In tegenstelling tot vroeger, neem ik nu de tijd om de verworven inzichten op mij te laten inwerken. Ik sta bewust stil en geef ruimte aan mijn gedachten en probeer de gevoelens die bij die gedachten horen te voelen en te plaatsten.

Ik merk het nu op als een gebeurtenis in het heden, overweldigende emoties triggert. De heftigheid van de emotie is een reactie op gebeurtenissen uit het verleden. Het triggert ‘oude pijn’. Ik probeer die emotie ruimte te geven en niet weg te drukken, zoals ik vroeger deed. Ik probeer bewust te voelen wat ik voel. Als ik zelf vind dat ik overdreven reageer, op een situatie in het nu, parkeer ik de ratio en voel ik wat ik voel. Ik heb de hoop dat ik mij hierdoor stabieler en uiteindelijk beter ga voelen. Ik heb de hoop dat ik ooit niet meer overvallen word door ‘oude pijn’, maar dat ik alleen de emotie voel die hoort bij het moment. Ik heb niet de illusie dat ik nooit meer pijn zal voelen.

Ergens streef ik wel naar een ‘neutrale’ toestand. Het lijkt me heerlijk om niet steeds die gedachtenstromen door mijn hoofd te voelen gaan. Het lijkt me heerlijk om niet steeds in gesprek te zijn met mijzelf. Het lijkt me heerlijk om niet die ellelange discussies met mezelf te hoeven voeren.

Ik besef ook dat ‘neutraal’ niet bestaat. ‘Neutraal’, is niets voelen en staat gelijk aan een depressie. Als de depressie maar diep genoeg is, valt al het gevoel weg. Wat overblijft is een eindeloze leegte. De eindeloze diepte van eenzaamheid. De continue wanhoop. Wat ontbreekt zijn dan de heftige emotionele stromingen. Het is diep, maar stabiel vaarwater. Het mist wel de lichtheid van het spelen in de golven in de zon.

Ik heb het gevoel dat ik tegenwoordig veel ‘goed’ doe en juist in deze tijden komt de reactie dan ’s nachts. Als ik overdag rustmomenten inlas om stil te staan, heb ik de hoop ’s nachts te slapen. Zeker als het me al een paar nachten gelukt is te vertrekken naar het paradijs. Toch overvallen die gedachtenstromen me dan in de nacht opeens. Ik word daar boos van. Ik vind dat ik overdag al genoeg stil heb gestaan bij alle ingewikkeldheden van de dag. Ik krijg het gevoel dat ik toch iets ‘fout’ doe, omdat ‘het’ niet werkt. Rationeel weet ik dat ik veel ‘goed’ doe. Mijn emotionele “ik” loopt gewoon een stukje achter op mijn rationele “ik” en gaat nog even door met verwerken van de indrukken van de dag.

Ik blijf dromen van het paradijs. Misschien neem ik er vanavond een kijkje. Misschien ook niet.

Dromen mag, toch?