Zoveel mogelijk tenzij noodzakelijk

‘Beperk het aantal contacten tot het noodzakelijke’,  ‘werk zoveel mogelijk thuis’, ‘dringend advies een mondkapje te dragen’. Ik word onrustig van dit soort adviezen. Wat is ‘zoveel mogelijk’? Wanneer is iets ‘noodzakelijk’?

Een mondkapje in het OV is verplicht, een mondkapje in openbare binnenruimte is een dringend advies. Een mondkapje is niet helpend, een mondkapje is wél helpend.
1,5 meter afstand, is helpend of niet. Je verplicht het. Of niet.

Samenkomsten van meer dan 30 personen (binnen) en meer dan 40 personen (buiten) mogen niet. Samenkomsten met grotere groepen bij een religieuze gelegenheid of demonstratie mogen wél.

Volgens mij maakt een virus geen onderscheid tussen het soort groep of het doel van een bijeenkomst…

Onduidelijke regels leiden tot creatief denken: als ik een bijeenkomst onder het mom van ‘religie’ of ‘demonstratie’ hou mag het wel. Wat is de definitie van ‘religie’ of ‘demonstratie’ eigenlijk. Komen daar dan nog meer (on)duidelijke regels (en uitzonderingen) voor?

Wat is ‘noodzakelijk’? Dit is voor iedereen anders. Iedereen heeft zijn eigen normen en grenzen. De één vindt het noodzakelijk één keer per week naar kantoor te rijden voor de noodzakelijke contacten. De ander vindt dat niet. De één vindt het noodzakelijk met vrienden te blijven samenkomen, de ander niet.

Dat maakt het leven voor mij ingewikkeld.

Is het noodzakelijk dat ik boodschappen bij de supermarkt doe? Nee, ik kan ze ook bestellen. Is het noodzakelijk dat ik een afspraak met een vriend(in) maak? Nee, ik kan ook (beeld)bellen. Het (beeld)bellen zelf is wél een enorme drempel voor mij, moet ik mezelf dan ‘opofferen’ voor het algemeen belang? Is het noodzakelijk dat ik het huis uit kom, me onder de mensen begeef? Nee, dat is niet noodzakelijk, wél wenselijk.

Wenselijk is niet het zelfde als noodzakelijk.

Wat is ‘zoveel mogelijk’? Zorg ik dat er altijd 1,5 meter tussen mij en de ander zit? Met als gevolg dat ik het gevoel heb dat ik constant van mijn lijn afwijk tijdens het wandelen of hardlopen? Dat ik in de supermarkt netjes wacht tot ik bij de bananen kan? Bij mij in de buurt kun je dan rustig blijven wachten… er gaat vrijwel altijd iemand ‘even’ tussendoor.

Mag ik wél knuffelen met die ene (of twee? of drie?) vriend(in) of moet ik het gemis aan warm fysiek contact voor lief nemen in het kader van het algemeen belang?

Ik ben niet bang om ziek te worden. Ik ben wél bang om aangesproken te worden dat ik ‘de regels’ overtreed. Ik ben continu op mijn hoede, zoek een plekje waar ik niemand in de weg sta, als ik boodschappen doe. Ik zoek een rustig wandel- of hardlooprondje uit. De realiteit is dat ik altijd wel ergens in de weg sta of iemand tegenkom. Moet ik persoonlijk ongemak accepteren in het kader van het algemeen belang?

Ik word er bozig van. Als iemand zijn grenzen anders trekt dan ze volgens mijn interpretatie van de regels zijn. Als iemand besluit dat iets wél noodzakelijk is, terwijl ik mij datzelfde ontzeg. Bijvoorbeeld als iemand wél naar een samenkomst gaat. Tegelijkertijd besef ik dat dit wellicht het enige uitje sinds lange tijd voor die ene persoon kan zijn. Wie ben ik om daar wat van te vinden?

Zelf overtreed ik soms (on)bewust ‘de regels’ en dat zorgt voor een intern conflict achteraf. Het wringt: ik doe iets wat niet mag. Ik stapte vorige week met twee personen in een lift, waar maar één persoon in mocht. Ik gaf een paar weken geleden wél een knuffel en ik pakte ook ‘even snel’ de paprika in de supermarkt, terwijl ik te dichtbij stond.

Beperking of toestaan van iets, zorgt altijd voor een gevoel van ongelijkheid bij de ander. Zeker als het iemand persoonlijk treft. De belangen zijn groot. Voor de een betekent een beperking wel/niet verliezen van inkomen, voor de ander betekent het wel/niet verliezen van mentale gezondheid. Bovendien, wat doe je als iemand toch ‘de regels’ overtreedt?

Er komt een lobby op gang. Demonstraties (die géén bijeenkomsten zijn…) volgen. Men vecht voor zijn eigen plek én zekerheid. Degenen die het hardst schreeuwen, worden gehoord. Er volgen weer uitzonderingen op de uitzonderingen van de regels of adviezen. De cyclus start op nieuw: beperkingen, schreeuwen, aanpassen.

Ondertussen worden de regels van het leven steeds onduidelijker. Net als ik denk ze een beetje te snappen en er meer (of juist minder rigide) mee kan omgaan, veranderen ze weer. Of toch niet…

Even had ik hoop, tijdens de persconferentie (van 28 september), dat er meer duidelijkheid zou komen. Wél gewoon overal mondkapjes (of juist niet). Wél groepen of géén groepen. Wél reizen, niet reizen.

IJdele hoop bleek dat.

Mijn wens om op te lossen in het niets wordt steeds groter…

Niemandsland

Al een tijdje voel ik me mentaal beroerd, maar nu gaat het fysiek ook steeds slechter. Ik begon last te krijgen van het suizen van mijn bloed in mijn hoofd. Ik werd er zelfs een beetje bang van de eerste paar dagen. Ik vroeg me af wat het kon zijn. Kon het komen van het afkicken van mijn blauwe pilletjes? Had ik een te hoge bloeddruk of hartslag. Ik was bang, wat als ik nu ineens ’s nachts een hersenbloeding zou krijgen? Ik besloot die avond de knip op de voordeur er niet op te doen. Mocht ik hulp nodig hebben dan zouden ze er tenminste in kunnen…

Na weer een slapeloze nacht besloot ik mijn nieuwe psychiater te mailen dat ik me zorgen maakte over deze vreemde symptomen en mijn wanhoop toenam of we niet konden starten met nieuwe medicatie. Ik vroeg hem om een vervroegde  afspraak.

Een paar weken geleden hadden we kennis gemaakt. Ik dacht dat we het over mijn slaapproblemen gingen hebben, hij had doorgekregen dat ik informatie over autisme wilde. Gedurende de afgelopen jaren kwam de vraag “ben je niet autistisch?” steeds vaker terug. Eind vorig jaar ben ik op de wachtlijst gezet om me te laten testen. Ik moet, tot mijn verrassing, zeggen dat ik een hoop herkenning hoorde in wat hij me vertelde over autisme.

Belangrijker vond ik echter dat hij me hoop gaf. Door mijn problemen vanuit een andere kant (autisme kant) te benaderen is er mogelijk nog perspectief dat ik me ooit minder slecht ga voelen. Ook vertelde hij me dat ik nog een medicijn zou kunnen proberen, dat totaal anders werkt dan een anti-depressivum. Hij sprak de mij overbekend woorden: “ik heb er patiënten snel van zien opknappen”. Aan het einde van het gesprek vroeg ik dan ook of we niet meteen konden starten met het medicijn. Hij wilde liever eerst de uitslag van het autisme onderzoek afwachten en daarna weer een afspraak in plannen. Ik had daar wel begrip voor, hij kende mij inmiddels nog niet. Inmiddels is het autisme onderzoek voor 80% klaar, de afronding kan nog wel enkele weken op zich laten wachten, omdat de onderzoeker ziek is.

De psychiater mailde mij een week later terug dat mijn symptomen waarschijnlijk het gevolg zijn van een hoog adrenaline niveau als het gevolg van ‘overprikkeling’ door alle onzekerheid van de afgelopen maanden. Hij wil nog niet starten met de medicatie maar vond wel dat ik ‘goed’ door deze roerige periode heen moest komen. Hoe ik dat dan moest doen stond er niet bij. Ik voelde me verdrietig.

Op het wereldwijdeweb zocht ik op wat ik nu zélf kan doen om mijn adrenaline niveau te verlagen. Ik vond: ademhalingsoefeningen, wandelen en hardlopen. De wetenschap dat het ‘bloedsuizen’ geen kwaad kan helpt enigszins (de knip kan ’s nachts weer op de voordeur) het is blijft wel een rotgevoel. Dat ik geen nieuwe zelfhulpmethode vond om de adrenaline te verminderen is wel wat teleurstellend. Al probeer ik wel actiever te letten op mijn ademhaling.

Woensdag zat ik weer bij mijn huisarts om te bespreken op welke manier ik mijn slaappillen zo goed mogelijk kan gebruiken, zonder dat de werking daarvan verminderd. Een paar slapeloze nachten afwisselen met een paar nachten op een slaappil is een cru compromis. We concludeerden ook dat ik weer in dezelfde situatie zit als begin 2016. Ze vroeg me nu weer of ik het nog wel red of ik niet liever naar de crisisopvang wilde. Ik gaf aan dat ik daar alleen maar ongelukkiger was en de opvang voor mij geen toegevoegde waarde had. Ze respecteerde mijn wens, maar vond wel dat er iets moet gebeuren.

Momenteel bevind ik me in Niemandsland. Ik kan niet voor- of achteruit en wil het liefst verdwijnen. De psychiater wil nog geen medicatie voorschrijven, omdat de uitslag van het autisme onderzoek nog een paar weken op zich laat wachten. Maar een alternatief is er ook niet. Bovendien maakt het wel/niet hebben van autisme mij niet anders dan nu. Ik moet nog steeds dealen met mezelf en dat lukt me niet. De huisarts belde mijn psychiater. Helaas was die deze week afwezig, hopelijk lukt het hen volgende week te overleggen en met een beter plan (dan afwachten) te komen. Ik ben haar dankbaar voor haar proactieve strijdlustige houding. Ik kan het zelf niet meer opbrengen.

Zelf kan ik alleen teruggaan naar mijn ‘overlevingsmodus’. Ik probeer de dag van uur tot uur door te komen. Niet vooruit te kijken. Volledig in het ‘nu’ te zijn. Mijn wereld bewust zo klein mogelijk maken, zodat ik dat kan overzien. Star vasthouden aan mijn dagplanning om niet te verzuipen en genoeg energie te hebben voor de ‘moetjes’. Ik wandel braaf elke dag, ik loop om de dag hard, doe mijn ademhalingsoefeningen, eet gezond.

Ik bedacht me dat ik tijdens de crisisopvang 1000 stukjes puzzels legde om de tijd door te komen. Ik ging naar de Action en kocht een stapeltje puzzels, zette een muziekje op en begon. Eigenlijk vind ik puzzelen vreselijk. Die berg chaos voor mijn neus. Eerst al de randjes opzoeken en leggen. Dan een enorme berg stukjes uitleggen en speuren maar. Mijn lijf doet pijn van de onhandige houding aan tafel. De rand is al twee dagen af. De rest van de chaos zit nog verstopt in de doos.

Het voelt zwaar, eenzaam en egoïstisch dat overleven in Niemandsland. Ik blijf er nog even in de hoop dat mijn huisarts en psychiater mij in de loop van volgende week op weg kunnen helpen.