Een vijand

Ik moet nog even wennen aan mijn nieuwe therapeut en hij ongetwijfeld ook aan mij. In december hadden we een eerste kennismakingsgesprek. Hij voldeed aan mijn strenge selectiecriteria: ‘de klik’ en ‘niet-weer-weg-hoeven-binnen-een-bepaalde-tijd’. Begin mei startten onze gesprekken, de eerste nog via beeldbellen vanwege Corona, daarna gelukkig face-to-face. Ik vind het maar lastig, weer wennen aan een andere therapeut (laat ik hem Arnie noemen). Ik vroeg me af waarom hij bepaalde vragen stelde en wat de rationale was achter sommige dingen die hij vertelde. In mijn ogen waren sommige vragen totaal irrelevant en ik irriteerde me aan de herhaling van vragen (ook al had hij me gewaarschuwd voor zijn niet al te beste geheugen).

Ik was ook bang. Bang voor zijn oordeel. Bang om ‘het’ niet goed genoeg te doen. Bang om het verkeerde te zeggen en bang om onbegrepen te worden. Vóór elke sessie bleef ik tegen mezelf zeggen dat ik mocht leren van deze contacten. Dat ik mocht durven zeggen wat ik dacht en dat ik mocht durven doorvragen naar het waarom. Ik mocht oefenen. Prompt leek de herhaling in Arnie’s vragen verminderd…
Ik leerde naar zijn verhalen te luisteren en me minder te ergeren als ik de verbanden miste. Ik hoorde empathie in zijn verhalen, ik ervaarde dat hij niet oordeelde. Verbaasd constateerde ik, dat ik het nog steeds moeilijk vind om iemand te vertrouwen op zijn of haar woorden. Waarom zou ik geloven dat die persoon meent wat hij/zij vertelt? Wat zit ‘achter’ de woorden? Lees ik de ander wel goed? Het wantrouwen blijft. Waarom?

Een voorbeeld:
Vorige maand reed ik na een sessie naar huis, de laatste woorden die ik gezegd had waren: ‘nee hoor, maak je niet druk om mij, ik trek het wel’. We hadden het in de laatste tien minuten gehad over jeugdervaringen. Hoe ingesleten patronen van vroeger een grote impact op het heden blijven hebben. Arnie verontschuldigde zich dat we de sessie zo abrupt moesten eindigen en hoopte dat het me niet té verdrietig zou stemmen. Ik wuifde zijn woorden weg. Ik voelde me ook niet verdrietig overigens. Ik had zakelijk/emotieloos mijn verhaal gedaan en was daarbij onbewust vervallen in mijn oude patroon van verteller. Eenmaal thuis dacht ik er over mijn antwoord na. Mijn automatische reactie was geweest Arnie te behoeden voor ongemak, veroorzaakt door mij.
Mijn overpeinzing leidde tot de volgende gedachtenkronkels:

Hij zal wellicht helemaal geen ongemak ervaren hebben. Als hij wél ongemak ervaart, moet ik het schuldgevoel wat ik daarbij voel verdragen. Ik moet dus zélf leren omgaan met mijn ongemak (het verdragen van schuldgevoel). Als Arnie wel ongemak heeft ervaren, dan kan het goed zijn dat hij daarmee kan omgaan. Als hij er niet goed mee kan omgaan, dan is dat niet mijn verantwoording. Bovendien leidt actie tot een reactie, welke impact mijn actie heeft kan ik niet beïnvloeden, hoe graag ik dat ook zou willen.
Niets doen heeft ook impact. Onbewust niet mijn emoties laten zien in het contact leidt niet per definitie tot minder ongemak bij de ander.

Mijn welzijn is belangrijk dat mag ook gezien worden. Ik dacht terug aan het gesprek en probeerde te voelen wat ik voelde tijdens de sessie. De spanning van nu en de spanning van vroeger. Ik voelde ook verdriet. Verdriet over het kleine meisje wat destijds zo angstig was. Het was juist goed om nu stil te staan bij wat ik daadwerkelijk gevoeld had. Het was fijn dat Arnie aangaf dat hij bezorgd was over de impact dat ons gesprek mogelijk zou hebben op mijn welzijn gedurende de rest van de dag.
Direct kwam mijn ‘wantrouwen’ weer om de hoek kijken. Zou hij menen wat hij zei? Zei hij dat niet omdat het nu eenmaal zijn werk was?

Wantrouwen, mijn ongewenste vijand, was er weer. Ik realiseer me dat ik een moeilijk persoon ben om voor te zorgen, mijn wantrouwen staat verbinding in de weg.
Hoe stuur ik mijn ongewenste vijand weg?