Liv

Sinds mei is Liv in mijn leven gekomen. Ruim acht maanden heb ik op haar moeten wachten. Ze is het wachten waard. De eerste keren dat we er samen op uit trokken, waren spannend. Ik wist nog niet hoe zij zou reageren op mijn bewegingen. Geleidelijk beginnen we elkaar aan te voelen krijgen we steeds meer vertrouwen in elkaar.

Onze wereld wordt groter, we kunnen langer samen op pad. We hangen de toerist uit en gaan op avontuur. Onderweg wordt Liv bewonderd bekeken. Ze is ook prachtig! We ontdekken nieuwe plekjes en maken het vinden van pontjes op onze route een doel op zich.

Soms vinden we de rust om ergens neer te ploffen voor een koffie (mét appeltaart). Andere keren overheerst de onrust. Als die onrust aanwezig is, focus ik me op ‘het externe’. Ik wil méér kilometers maken, een hogere gemiddelde snelheid fietsen. Ik wil er bij horen, meedoen, goed genoeg zijn, me meten aan anderen om zo bevestiging te kunnen voelen dat ik er mag zijn.

Gelukkig zijn er ook momenten dat ik me kan richten op het interne. Dat ik blijheid voel, omdat ik een mooie rit gemaakt heb. Iets leuks beleefd heb onderweg of me kan houden aan mijn plan om het ‘gewoon rustig aan te doen’. Die momenten wil ik óók graag delen. Ik ben er nog niet uit of dat ook voortkomt uit de behoefte om gezien te worden. Als dát het onderliggende gevoel is, vind ik eigenlijk dat ik het delen ervan moet laten… Aan de andere kant: de blijheid van het leven delen mét iemand is leuk!

Aflopen week, was een pittige week voor me. Ik moest afscheid nemen van een dierbaar persoon. Gelukkig werd ik uitgenodigd voor de afscheidsdienst. Tijdens de dienst overviel het verdriet me. De tranen stroomden. Ik vroeg me af of ik het recht had om zó verdrietig te zijn. Of ik me niet aanstelde. Voor anderen is het verlies zoveel ingrijpender. De tranen gaven mij ook aan dat deze persoon belangrijk voor mij was.

Ik voelde me vreselijk alleen, zo in mijn eentje op de achterste rij in die grote zaal. De uitvaartbegeleider zag dat ik nog niet in staat was om op haar teken langs de kist te lopen. Ik mocht nog even blijven zitten en op een later moment invoegen om afscheid te nemen. Ik voelde me gezien en gesteund door haar actie. Tijdens de thee met cake, voelde ik me verloren tussen de mensen. Ineens kreeg ik een schouderklopje van iemand die ik slechts van gezicht kende. In de avond werd er aan mijn deur gebeld. Ik deed open en werd wéér gezien. We praatten even na over de dienst, dat deed me goed. Mijn verdriet mocht er ook zijn.

Gister trokken Liv en ik er weer op uit voor een ritje. Niet omdat ik er zin in had, maar omdat ik de dag moest vullen. We fietsten ‘rustig aan’ en gingen uitgebreid op de koffie en lunch bij een vriendin. Een kilometer of vijf voordat ik weer thuis was, gebeurde er iets waarvan ik altijd gedacht had ‘dat gaat mij niet gebeuren’! De ramp van elke ‘beginnend’ fietser. Ervaren fietsers uit mijn omgeving hadden al gezegd: “het overkomt écht iedereen”. Ik dacht: “mij niet, ik ga kapot van schaamte als mij dat gebeurt…”

Ik naderde een kruising, had oogcontact met automobilist 1. Hij stopte, ik dacht dat ik over kon steken. Hij trok toch op. Ik minderde vaart. Hij stopte, ik dacht te kunnen oversteken, maar hij reed tóch door. Ik kon niet meer op tijd uit de pedalen klikken en viel om. Op mijn zij met Liv bovenop mij. Mijn onderste voet kreeg ik uit geklikt, mijn bovenste voet niet. Ik zag geen mogelijkheid om zo op te staan. Ik schaamde me kapot. Zeker toen auto 2 stopte om te vragen of ze me konden helpen. De bestuurder stapte uit, hielp me overeind, zodat ik kon uit klikken. De bijrijder stelde me te gelijker tijd gerust. Ze zag mijn schaamte en gaf aan dat het écht niet erg was en dat ze me graag hielpen.

Natrillend van de adrenaline reed ik de laatste kilometers naar huis. Eenmaal thuisgekomen dronk ik een kopje thee voor de schrik en overdacht de situatie. Ik realiseerde me dat er gelukkig fijne mensen op de wereld zijn. Ik lag op de grond, voelde me hulpeloos, schaamde me en was nog bezig te bedenken hoe ik mezelf overeind kon krijgen.

Een volstrekt vreemde hielp me in één beweging overeind én van mijn schaamte af.

En Liv? Zij is gelukkig in orde.

Marathon dag

Vaak had ik M-day gevisualiseerd. Zaterdag 24 april was het eindelijk zover. Het was lekker weer. Niet te warm, niet te koud. Op een zelfgekozen tijdstip stond ik op een zelfgekozen plek om aan mijn eigen uitgezette marathonroute door de duinen te beginnen. Tot mijn verrassing stonden er twee mensen bij de start om mij uit te zwaaien. Ik kreeg een zakje met een mooi glad wit steentje (kracht & doorzettingsvermogen) en twee muntjes (geluk) mee voor onderweg. Ik zou ze alle drie hard nodig hebben.

Na de laatste succes wensen in ontvangst genomen te hebben, begon ik aan het eerste deel. Onwennig, bang voor de pijn die zou komen, een beetje zenuwachtig en ook opgetogen rende ik de eerste kilometers. Ik kwam lastig in mijn ritme en was nog aan het bijkomen van de indrukken bij de start. Het ontroerde me dat ze de moeite hadden genomen om mij uit te zwaaien en dat ze speciaal voor mij een zakje kracht, geluk en doorzettingsvermogen had meegenomen.

Ik bedacht me hoeveel geluk ik had, dat het juist vandaag prima hardloopweer was. Dat zeven mensen mij vandaag (al dan niet virtueel) ondersteunden en volgenden via LiveTracking. Ik putte kracht uit het feit dat op het tien kilometerpunt mijn eerste meeloper op mij wachtte. Ik liep langs een kudde wilde paarden, zij hielden keurig afstand. Ik maakte een kleine omweg van het pad af om een paar Schotse Hooglanders te ontwijken en begon aan de eerste zware klim van de dag.

Na ruim een uur kwam ik bij het bevoorradingspunt. Ik nam de tijd om banaan te eten en cola te drinken. Het zonnetje scheen. Mijn meeloper was er klaar voor. Ik voelde me opgelucht, het leek alsof ik het zwaarste stuk nu gehad had. Al kletsend renden we verder. Het voelde meteen al lichter. Zo samen. Mijn hartslag leek spontaan 10 slagen lager.

Rond km 18 voelde ik de eerste flinke pijnen in de spieren aan de buitenkant van mijn knie. Ik herkende die pijn. Ik schrok ervan. Ik had hier al maanden geen last meer van gehad. Het was te vroeg! Het zou vast nog erger worden. Ik moest een manier vinden om met de pijn om te gaan. Ik was teleurgesteld. Ik had toch niet al die lange duurlopen in de duinen gedaan om nú al pijn te hebben? Ik was beter getraind dan ooit.

Het was tijd om ‘doorzettingsvermogen’ uit het zakje halen.

Ik besprak mijn zorgen met mijn meeloper. Ze vroeg me of ik pijnstillers mee had. Dat had ik. Ik was allang vergeten dat ik die mee had. We maakte een plan. De zware strandopgang rond km 22 zou ik toch wandelen, dan zou ik ook de pijnstillers slikken. Vrijwel direct na ons besluit, werd de pijn minder. Wonderlijk, wat delen van leed kan opleveren.

De strandopgang was behoorlijk pittig, veel los zand. Echter ‘wat omhoog gaat, gaat ook weer naar beneden’ en we renden met een glimlach en grote stappen (al zand scheppend in de schoenen) naar beneden naar het vlakke harde strand. Windje mee, goed gezelschap, zó was het hardlopen heerlijk.

Op km 25 stond mijn tweede meeloper ons op te wachten met eten en drinken. Ik had hem al een tijdje niet gesproken, hij liep de derde etappe met mij mee. Samen hardlopen is een uitstekende manier om bij te kletsen. Althans ik beperkte me voornamelijk tot luisteren, hij deed het praatwerk. De route was prachtig. Ik klaagde wat over de pijn in mijn buik. Het verteren van eten en drinken deed pijn, dat was na de eerste bevoorrading ook zo geweest. Ondanks dat ik eten en drinken geoefend had tijdens de training. Ik wist dat de pijn na een kwartiertje wel weer zou wegtrekken. Even op mijn tanden bijten en me laten afleiden door nóg een onverwachte meeloper hielp.

Midden op het pad stond een reusachtige Schotse Hooglander. Er omheen gaan (zoals ik eerder gedaan had) was hier geen optie. Doornstruiken aan beide kanten van het pad boden geen ruimte tot uitwijken. Mijn hartslag (en tempo) ging flink omhoog terwijl ik langs hem snelde.

Een paar kilometer verder liep de route over een drassig pad. Het leek erop dat we er door konden zonder natte voeten te krijgen. Helaas, het pad was drassiger dan ik dacht. Toch natte voeten. Ik maakte een omtrekkende beweging om de rest van het water te vermijden. Een andere loper liep langs ons en zei “een beetje natte voeten hoort erbij toch?”. Ik riep hem toe, dat ik dat normaal gezien niet erg vond. Dat ik vandaag nog ‘maar’ 10 kilometer te gaan had na er al 32 gerend te hebben!  Hij riep ons toe: dan loop je dus een marathon vandaag!?!

Ik voelde me trots. Op dát moment wist ik dat ik het ging halen al moesten de zwaarste kilometers nog komen. De pijn in mijn buik was inmiddels weggetrokken. Mijn benen deden behoorlijk zeer. Maar de man met de hamer stond deze keer niet langs het parcours.

Regelmatig nam ik een slokje water uit mijn rugzak. Ik durfde het aan om een beetje energiegel weg te werken voor het laatste deel. Mijn buik deed deze keer niet moeilijk. De derde meeloper sloot aan. Nog maar zeven kilometer te gaan. Ik hield mijn hartslag in de gaten en bleef mijn eigen tempo lopen.
De laatste twee kilometers liepen we met zijn vieren. Mijn eerste meeloper was inmiddels ook weer aangesloten. Er werd gekletst, gelachen en de eindstreep kwam steeds dichter bij. Mijn meelopers verwonderden zich erover dat ik er nog zo goed uit zag, dat ik nog kon praten en lachen. Ik had het wél zwaar en had ook wél flinke pijn, maar doordat ik me zo gesteund voelde, kon ik ook lichtheid voelen en laten zien.

Mijn meeloper vroeg me of ik de victorie al kon voelen. Ik antwoordde dat ik het een onwerkelijk idee vond. In de ochtend was ik begonnen en na ruim vijf uur hardlopen had ik 42,3 kilometer afgelegd. ’s Avonds thuis bekeek ik alle appjes, foto’s en filmpjes die onderweg van mij gemaakt waren. Ik genoot na van de ervaring en de ondersteuning die ik onderweg gevoeld had.

Het zakje met geluk, kracht en doorzettingsvermogen lag voor me op tafel:
Ik had geluk gehad
ik had de kracht in mijn benen en hoofd gevonden
ik had het doorzettingsvermogen om een droom waar te maken.

De theedoos

Vorige week was ik bij Arnie (mijn therapeut). Hij maakte thee en ik dacht na over het te kiezen theezakje uit de theedoos. De vorige keren had ik earl grey en bedacht me dat nu eens wat inventiever zou zijn en koos iets onbekends. Ik haalde het theezakje (kruidenthee) vluchtig door het hete water en observeerde hoe Arnie wel early grey koos en zijn thee donkerzwart liet kleuren. Ik dacht terug aan het jaar dat ik in Engeland au-pair was en mijn thee regelmatig op zijn Engels dronk, erg zwart en sterk mét een plons melk, soms met een beetje honing of suiker. Lekker!

Hij opende met te vertellen dat hij mijn boek ‘de wonderlijke taal der emoties’ gelezen[1] had. Bij aanvang van ons contact had ik hem gevraagd of hij bereid was om mijn (toen nog) manuscript te lezen. Het leek me een mooi startpunt van ons contact. Op deze manier gaf ik hem een gebruiksaanwijzing van mijzelf en kon ik ‘vertellen’ wat ik de afgelopen jaren aan inzichten heb opgedaan. Inzichten waar ik de komende tijd mee aan de slag wil gaan in de hoop dat mijn depressies in aantal en intensiteit afnemen. Vaak lukt het me niet on-the-spot te zeggen wat ik bedoel te zeggen. De woorden vormen zich op zo’n moment gewoon niet of ik ben teveel bezig met wat ik verwacht dat de ander zou willen horen in het gesprek. Een boek schrijven en laten lezen is wellicht een wat drastische actie, maar wel effectief. Ik vond het prettig dat hij de moeite had genomen om zich op deze manier in mijn verhaal te verdiepen.

We hadden het over de werkzaamheid van verschillende therapie vormen en ik gaf aan dat voor mij de behandelrelatie de belangrijkste werkzame stof van therapie is. Hij gaf aan dat de inhoud van een gesprek er vaak minder toe doet. Ik vertelde dat ik het daar wel mee eens ben. Aan de manier waarop iemand een verhaal vertelt kun je immers veel afleiden. Ik haalde diep adem en dacht terug aan een eerder voornemen van mij: experimenteer en oefen. Ondertussen voelde ik het schaamrood naar mijn kaken stijgen en kreeg het ook wat warmpjes, het was onzinnig wat ik ging zeggen, maar ik deed het toch. Ik zei:

“het vergt wel moed om eerlijk te vertellen hoe mijn hoofd werkt, dat kan ook bij dingen die inhoudelijk niet relevant zijn voor therapie. Neem nou bijvoorbeeld die theedoos. Ik zal je vertellen wat ik zojuist allemaal dacht bij het uitkiezen van de thee. Ik dacht: jij weet vast dat ik de vorige vier keer steeds koos voor het gele earl grey zakje. Als ik weer earl grey kies vind je daar wat van, als ik iets anders kies vind je daar vast ook wat van. Misschien moet ik er zelfs wel een vraag over beantwoorden. Waarbij ik dan weer moet bedenken wat jij als antwoord zou willen horen. Bovendien staat de theedoos bovenop de prullenbak waar ik zo mijn theezakje in moet weggooien. Kan ik het maken om de theedoos alvast op tafel te zetten, voordat jij een zakje gepakt hebt, zodat ik mijn zakje direct kan dumpen? Of moet ik mijn zakje langer laten trekken in mijn thee, tot nadat jij je zakje gepakt hebt. Dan krijg ik wel sterkere thee dan ik lekker vind, maar dat accepteer ik dan maar… Je zult het vast onbeleefd vinden als ik de theedoos verplaats. Bewust koos ik ervoor wél de theedoos op de tafel te zetten, zodat ik mijn zakje kon dumpen en geen extra sterke thee hoefde te drinken… Ik vertel je dit om te laten zien hoe mijn gedachten worstelen met zulke simpele dagelijkse dingen.“

De inhoud was totaal onbelangrijk, de context zegt alles. Experimenteren voelt risicovol en kwetsbaar. Tijd voor kop thee, sterke zwarte Earl grey, met een plons melk en een snufje suiker.


[1] Vanaf 1 september online en offline verkrijgbaar in de boekenwinkels

Soms komen dromen uit!

Uren zou ik er nog wel willen blijven. In de flow. De toestand waarin ik niet nadenk, er niets om mij heen bestaat en ik helemaal in mijn cocon zit. Een toestand van balans, van vrede in en met mezelf. Een toestand die ik zou willen begrijpen, die ik reproduceerbaar zou willen maken. Ik zou er kunnen willen instappen wanneer ik daar behoefte aan heb. Echter de flow is een cadeau. Het komt wanneer het komt. Onverwacht. Als een droom die uitkomt.

Afgelopen weken bevond ik mij in een toestand van uitputting. Mentaal en/of fysiek, ik kan daar geen onderscheid tussen maken. Ik had overleg met mijn psychiater over het stoppen van medicatie nummer zoveel. De medicatie die helaas voor mij niet bracht waar ik op hoopte. Ik vertelde hem dat ik de afgelopen weken zo extreem moe ben, dat het me overvalt. Dat ik méér huilbuien heb en dat ik niet weet wat de oorzaak/gevolg relatie is. Dat ik er van baal dat ik de energie die ik soms ineens lijk te hebben, ineens ook weer weg is zonder dat ik begrijp wat ik fout doe.

Hij legde mij uit dat ik op mijn ‘minder slechte’ dagen waarschijnlijk ál mijn energie tot ver in de reserve opbrand, zodat er weer veel slechte dagen nodig zijn om enigszins te herstellen. Hij legde me ook uit dat ik moet leren wat mentale energievreters zijn en hoe ik die eindeloze gedachtestromen kan stoppen.

Ik dacht na over wat hij me vertelde en hoe zelf voor een betere energiebalans kan zorgen. Het enige wat ik zelf kan bedenken ligt op het fysieke vlak. Wél blijven hardlopen en de kilometers maken, maar niet met hoge hartslag trainen om zo beter in balans te komen. Accepteren dat de snelheidsprogressie voorlopig uit zal blijven of dat ik zelfs weer langzamer word, valt me zwaar. De hoop dat dit kan bijdragen aan een betere energiebalans geeft me kracht om toch op lage hartslag te gaan trainen.

Zorgen voor een betere mentale energiebalans vind ik moeilijker. Kennelijk ben ik sneller en vaker overprikkeld dan ik in de gaten heb. Mijn psychiater gaf me de tip om mijn hersens aan het werk te zetten als ik weer in een gedachtestroom vast zit. Bijvoorbeeld een moeilijke sudoko doen om de hersenen te resetten.

De afgelopen twee dagen, probeer ik bewuster te letten op wat ik doe. Korte mentale pauzes nemen tussen wat ik doe. Niet mezelf van het ene in het andere storten. Niet én een kop thee drinken én op mijn telefoon een spelletje doen én TV kijken. Rustig de tijd nemen om aan tafel te eten. Rustig een boek lezen in mijn hangmat. Rustig mijn telefoon checken. Niet ‘alles’ tegelijk maar stap voor stap. Een ademhalingsoefening tussendoor doen. Ergens vind ik deze aanpak blasé en suf. Ik doe toch al de hele dag ‘niks’, hoe kan ik mezelf daar dan mee uitputten?
Ik zal er niet ineens bakken energie aan over houden. Het zal lang duren voor dat ik effect merk.  Ik hoop wel dat ik zo genoeg basisenergie kweek om niet steeds in oude patronen te vervallen en zo te blijven hangen in de grote lamlendigheid.

Vandaag mocht ik weer een rondje rennen. Rustig door het Amsterdamse bos dwalen, op lage hartslag was het plan. Sterker nog het plan was: ‘op zoek gaan naar balans’. De eerste kilometers voelde zwaar ondanks het langzame tempo. Het ‘lekkere’ gevoel kwam maar niet. Ik begreep er niets van: ik liep toch langzaam? Ik werd er wat bozig van. Ik hou van snel resultaat, ook al weet ik ergens wel dat het niet zo simpel is… Na een kilometer of vijf begon ik wat lekkerder te rennen. Onder het lopen droomde ik van een groot glas koude cola. Wie weet was de kiosk bij de “grote Vijver” wel open? Na een kilometer of zeven liep ik rond de grote Vijver, ik zag de kiosk én er zat een dame naast. Ik vroeg haar of ze open was. “Jazeker” zei ze. Ik kon een glimlach niet onderdrukken, soms komen dromen uit!

Meteen diende zich een ‘probleem’ in mijn hoofd aan. Ik zag die koude cola al aan mij voorbij gaan. Ik had namelijk geen pasje bij me, alleen een briefje van tien. De dame vond het helemaal geen probleem, mijn glimlach kwam terug. Ik kocht één cola en betaalde er twee. Dat kleingeld zou toch maar rammelen en zij kon wel een extraatje gebruiken, bedacht ik. De dame was verrast en zei “als je volgende keer weer langs komt dan staat er nog een cola voor je klaar”. 

Of het nu kwam door de vriendelijke woorden van de dame of door even het contact maken met een medemens, ik voelde me ‘lichter’. Het lukte me mezelf een pauze te gunnen door te gaan zitten op het grasveld, de zon te voelen, de wind te voelen én mijn koude cola te drinken. Het duiveltje op mijn schouder probeerde het nog te verpesten: “het is een training, je kan niet zomaar even stoppen, dat is zwak, je verpest je training zo”. Ik sloeg het duiveltje met een klap van mijn schouder. Ik kan wél zomaar stoppen. Het gaat niet zozeer om de training het gaat om het vinden van balans.

Na een korte pauze stond ik op en rende weer verder. Het rennen voelde meteen anders. Ik voelde me rustiger, beter in balans. Ik hoefde niet eens veel moeite te doen om op lage hartslag te blijven rennen. Ik vond nog wat bospaadjes die ik niet kende. Het maakte me niet zoveel uit waar ik liep en hoe ver ik zou lopen. Eigenlijk wilde ik eeuwig door blijven rennen. Heerlijk in mijn eigen cocon, in ‘the flow’.

Soms komen dromen uit.

Echter, het lopen ging vandaag ook over balans. Over het niet in het ‘rood’ gaan lopen, hoe lekker ik op dit moment ook liep. Even dacht ik nog: “schijt aan alles, ik loop gewoon nog een uurtje of wat door…”. Ik deed het niet. Ik had aardig gemikt, na 15 kilometer stond ik weer voor mijn eigen koelkast en haalde daar nog een koud colaatje uit. Ik bekeek de gegevens van mijn hardlooprondje. Het eerste wat ik voelde was de teleurstelling dat mijn tempo zo traag was. Dat zelfs het stuk ná de pauze langzamer was dan voor de pauze. Terwijl het zoveel beter aanvoelde.

Tijdens het drinken van mijn cola bedacht ik me dat het vandaag ging om balans.
Het voelde goed, dus was het goed.

Die flow, kon ik er maar eeuwig blijven.
Die flow, kon ik er maar heen gaan wanneer ik wil.
Ik was er.

Soms komen dromen uit!

De Socialrun

Als het onwaarschijnlijke, waarschijnlijk wordt

Het lijkt alweer een eeuwigheid geleden dat we op vrijdagochtend 20 september op het startterrein verzamelden. Nadat ik de startformaliteiten had afgerond, liep ik naar ons startrondje en ontmoette ik voor het eerst mijn laatste twee teamleden. Ik voelde gelukkig meteen een klik.

Tot mijn grote verrassing verscheen mijn zusje op ons startrondje om mij een knuffel te brengen en uit te zwaaien. We maakten een zussie-selfie om dit bijzondere moment vast te leggen. Nadat iedereen gereed was liepen we met z’n allen naar het startterrein voor een laatste koffie, broodje en de startfoto. Er hing een bijzondere sfeer op het startterrein. De DJ speelde precies de goede muziek. Ik voelde ‘het’ in mijn hele lijf. De emotie. Het feit dat we écht gingen starten met zijn allen, sloeg bij mij in als een bom. Het ‘onwaarschijnlijke’ was gelukt.

Eenmaal onderweg kreeg ik een ontroerend appje van mijn zusje, waarin ze vertelde het super bijzonder te vinden dat ze bij de start kon zijn én dat ze de ‘stoere zus’ van vroeger weer herkende. Dat zorgde voor stof tot nadenken, tijdens de eerste etappe…

Het was prachtig weer en het lopen ging heerlijk. Ik kwam al snel in het ritme van lopen, wisselen, kletsen en meerijden. Voor mij kwamen de moeilijke momenten veel eerder dan verwacht. Ze confronteerden mij met de dingen die ik nog steeds moeilijk vind: ‘Loslaten’, ‘Onzekerheid’ en ‘het niet aan durven geven wat ik nodig heb’.

Vrijdagmiddag had ik na het lopen van mijn etappe last van een hongerklop, omdat ik er niet aan gedacht had te lunchen tijdens het rennen. We kwamen aan op ons basiskamp en ik had verwacht direct te kunnen eten, maar de magnetron kon de bevroren pasta niet snel genoeg naar mijn zin bereiden. Ik werd humeurig naar mijn teamgenoten. Achteraf voel ik me daar rot over. Iedereen deed tenslotte zijn best, voor bijna iedereen was de Socialrun een nieuwe ervaring. Ik had ook zorgen of onze volgende loopster op tijd zou arriveren om aan te sluiten bij de volgende etappes, aangezien we sneller liepen dan verwacht. Ik had zorgen of de timing van de teamwissels zou kloppen. Ik kon me nog niet overgeven aan het ritme van de Socialrun.

Een ander moeilijk moment was tijdens mijn tweede etappe van vrijdagavond. Ik kreeg veel last van mijn enkel. Ik had zeker pijn verwacht, aangezien ik nog aan het revalideren ben van mijn enkeloperatie, maar niet zo vroeg al. De pijn overviel me en na mijn eerste shift kroop ik, verdrietig, stilletjes op de achterbank van het busje en zocht mijn pijnstillers. Nadat mijn vriendin klaar was met haar shift, deelde ik mijn zorgen over mijn enkel met haar. Het zou nog zo’n 30 minuten duren, voordat ik aan de volgende shift mocht beginnen, misschien moest ik een shift overslaan. Of wellicht moest ik een hele etappe skippen? Allerlei scenario’s speelden door mijn hoofd. #meedoen was toch winnen? Ik kon altijd wisselen met onze chauffeur. Maar ik wilde zo graag rennen! Mijn andere teamgenoten hoorden van mijn zorgen en dachten met mij mee. Zij stelden voor dat ik in plaats van twee kilometer shifts, anderhalve kilometers zou gaan rennen. Ik voelde me gesteund door mijn team. Ik besloot het te proberen. Tegen de tijd dat ik aan de beurt was, werkten de pijnstillers een beetje en ik rende mijn shift. Nog niet vol vertrouwen, maar het zou me in ieder geval lukken deze etappe uit te rennen. Daarna zou ik 5 uur rust hebben en zou ik kijken hoe het ervoor stond.

Moe en met zorgen over mijn enkel, kwam ik rond 01.00 uur aan in ons basiskamp en ging op zoek naar een slaapplek. Ik zag mensen op matjes en kussens op de grond in de brandweerkazerne liggen en ik zag mensen in onze campers liggen. Ik kon geen matje vinden en zag dat er nog twee zitjes in de camper niet omgebouwd waren tot slaapplek. Ik durfde niet midden in de nacht herrie te maken om de zitjes om te bouwen tot een slaapplek. Ik was bang slapende mensen wakker te maken. Ik pakte mijn slaapzak, vond een losliggend zitkussen en bracht de volgende twee uren door met wat oncomfortabel liggen en onrustig heen en weer door de kazerne lopen. Ik was boos op de basiskampleider. Ik was boos op mezelf dat ik niet toch een verdeling van de slaapplekken in het draaiboek had opgenomen. Nu ben ik vooral boos op mezelf dat ik niet gewoon herrie had gemaakt om een bedje voor mezelf om te bouwen. Volgens mij sliep er trouwens vrijwel niemand met de compressor van de brandweer die om het half uur op volle sterkte aansloeg…

Heel vroeg op zaterdagmorgen (of midden in de nacht, zo je wilt..) was het tijd voor een oppeppende reuzenbeker cappuccino. We sprongen in het busje op weg naar de volgende teamwissel, die over een klein uurtje zou plaatsvinden. Ik probeerde het nare gevoel wat ik had van me af te schudden en klaagde er in de auto op los. Mijn teamgenoten lieten me klagen en reageerden begripvol. Met één teamlid sprak ik af dat hij mij na de tweede shift zou helpen herinneren om wat te eten. Ik zou hem helpen herinneren om te blijven drinken. Ik sprak met mezelf af dat dat ik in het volgende basiskamp hoe dan ook een plekje voor mezelf zou claimen. Ik haalde diep adem en probeerde mijn boosheid van mij af te zetten. Gespannen startte ik mijn eerste shift. Gelukkig deden pijnstillers en mijn enkelbrace hun werk. Langzaam kreeg ik het vertrouwen dat ik ook deze etappe zou kunnen rennen en kon ik genieten van de koude zaterdagochtend. Samen met mijn teamleden zagen we een prachtige combinatie van nevel en zonsopkomst. Ik begreep het weer. Vanaf dat moment werd het simpel: af en toe een stukje rennen én iets beter voor mij zelf zorgen.

In de loop van zaterdagochtend kwamen we aan op het volgende basiskamp, gelegen op een rustige mini-camping. Er stond een tafel met eten & drinken voor ons klaar. Ik at een zuiveltoetje en nam een wonderdrankje (glas chocomelk). Ik liep weg uit een confrontatie met de woorden dat het beter voor iedereen was als men mij een uurtje met rust liet. Ik vond mezelf egoïstisch en een chagrijn, maar ik wist ook dat ik tot rust moest zien te komen. Ik vond mijn slaapzak en ging heerlijk boven in de camper een uurtje liggen rusten. Ik sliep niet, ik lag wel lekker en ik rustte uit. Ik hoorde gemoedelijk gekeuvel van mijn teamgenoten om mij heen. Ik voelde me wel soort van ‘herboren’ toen het tijd was om de volgende etappe te starten. Mijn energie kwam terug. Natuurlijk waren er nog steeds frustraties, maar die kon ik veel beter verwerken.

Ik bereidde mij voor op de beruchte zware zaterdagnacht etappe, bij elke shift dacht ik: nu zal het wel zwaar worden. Maar ik kreeg het niet meer zwaar. Het lopen ging als vanzelf. Een vriendin maakte mij deel van haar vreugde, dat haar vriend zomaar een eind gereden had om haar even te kunnen aanmoedigen onderweg. Ik was haar dankbaar dat ze haar ontroering op dat moment met mij deelde. Het voelde alsof ik een cadeautje kreeg. Het was prachtig om laat in de avond met het pontje over te varen en door Haarlem te rennen.

Gedurende de gehele Socialrun bleef ik verrast worden door de sfeer:
De 9-persoonsbusjes van andere teams die we steeds tegen kwamen, het toeteren en zwaaien onderweg, de motorrijders van de Socialrun die af en toe kwamen kijken of het nog goed ging met ons. Mijn teamgenoot die in de koude nacht steeds ongevraagd klaar stond met mijn donsjas na mijn shift. De mensen langs de kant, de doorkomsten onderweg, waar we vaak net iets te vroeg doorheen kwamen voor het grote feest, maar waar we zeker volop werden aangemoedigd. De teamwissels, waarbij we even kort contact hadden met het andere team.

Voordat ik het doorhad was het alweer de laatste etappe van team A. Gelukkig hadden mijn teamleden dat beter door dan ik en werd er een plan gemaakt, zodat iedere loper bij de laatste shiftwissel werd toegejuicht door ons team. Van de allerlaatste teamwissel maakten we een feestje.

Wij, als team A, gingen vast vooruit naar Soest, terwijl team B de laatste etappe liep. Daar wachtten ons een heerlijk ontbijt met pannenkoeken en eieren met kaas en spek. Relaxt en in het zonnetje wachtte ik tot het tijd was team B feestelijk binnen te halen en met zijn allen te finishen.

Opeens kreeg ik een appje van team B. Mijn oom en tante bleken onderweg langs te de route te zitten. Ze waren niet te missen met hun aanmoedigingsbord en gejuich, toen team B voorbij liep. Gauw stuurde ik hen een appje. Dat ik al in Soest was en dus niet voorbij zou komen.

Team B had vleugels gekregen, het was al snel tijd om naar de weg te lopen en ze daar op te wachten, zodat we met zijn allen konden finishen. Ineens zag ik mijn oom en tante op het finishterrein. Ze bleken helemaal naar Soest gekomen te zijn om de finish mee te maken. Ondertussen ging de tamtam rond: “verzamelen, team B komt eraan!”

Het is een onbeschrijfelijk gevoel wat er door mij heen ging, toen we met zijn allen naar het grote podium renden. De tranen stonden in mijn ogen. Wat een groot feest. De DJ was weer daar, met de juiste muziek op het juiste moment. We kregen de medailles omgehangen door Frank en Nienke, tezamen met de bijbehorende knuffels. Ik zag mezelf rondspringen op het podium, ik ging los met mijn team, iets wat ik nog nooit gedaan had. Ik voelde ‘het’ diep in mijn lijf. Frank riep mij naar beneden en samen openden we een fles Jip & Janneke champagne, ik nam een slok en gaf de fles door aan mijn team. We hadden wel uren op dat podium kunnen blijven staan dansen…

Eenmaal van het podium af, voelde ik de behoefte om elk teamlid een knuffel te geven en te bedanken voor zijn/haar bijdrage. Ik vond ook dat ik bij mijn oom en tante moest zijn. Tenslotte waren ze helemaal voor mij naar Soest gekomen. Ik voelde me wat verscheurd, maar besloot dat ik dit moment het allerliefste met mijn team wilde feest vieren. En feest hebben we gevierd!

Terug op ‘ons’ rondje wachtte mij nog een verrassing. Een vriendin had een fles heerlijke champagne meegesmokkeld in de camper. Zo kwam het dat ik mijn allereerste fles champagne open mocht maken, gelukkig kreeg ik duidelijke instructies van mijn teamgenoten en morste ik bijna geen druppel.

Het was heerlijk, champagne zo direct uit de fles op mijn slippers…

Het was heerlijk, de Socialrun, de verbondenheid…

Socialrun: hoe het begon

Het was september 2018 en ik had mij net opgegeven om de van-Dam-tot-Damloop te lopen voor stichting MIND. Kort daarna, zag op Twitter een oproep voorbij komen: ‘loper gezocht voor de Socialrun’. Dat leek mij wel wat. Helaas is de Socialrun in het zelfde weekend als de van-Dam-tot-Damloop. Op dat moment besloot ik dat ik in 2019 met de Socialrun mee zou gaan doen. Als loper, verder niets: geen georganiseer, geen verantwoordelijkheid, alleen rennen.

Na het zien van de foto’s van de Socialrun op Facebook, wist ik het zeker: ik wil meedoen! Echter ik kende nog geen mensen, zou ik wel een team kunnen vinden? Zo ontstond het idee om ‘dan maar’ met een eigen team mee te doen. Ik had geen idee waar ik aan begon, maar besloot het gewoon te proberen. Vanaf dat moment werd mijn persoonlijk missie: #meedoeniswinnen.

Ik vroeg al mijn vrienden of ze mee wilde doen, ik plaatste berichtjes op Facebook en Twitter en ik maakte me druk over de financiën. In het ergste geval zou het me niet lukken een team rond te krijgen en dan zou ik het inschrijfgeld kwijt zijn, ik besloot dat risico te nemen. Langzaam meldden zich wat vrienden, er kwamen vrienden van vrienden, er kwam een deelnemer via Twitter en zo was er op 25 november 2018 de eerste informatiebijeenkomst met een select groepje mensen. We maakten kennis met elkaar en we maakten plannen. Gedurende de daarop volgende maanden, trokken mensen zich terug en sloten er (on)bekende mensen aan.
Misschien was het onmogelijke toch mogelijk.

Ik had sponsorgeld nodig, want ik wilde per se mijn teamleden niet om een verplichte eigen bijdrage vragen. Iedereen die mee wilde doen, moest mee kunnen doen. Deze instelling zorgde ervoor, dat ik mijzelf wel veel druk oplegde. De druk om het perfect te regelen voor mijn team. Ik wilde dat zij in een gespreid bedje kwamen. Ik vond dat ik alles zelf moest regelen. Ik voelde verantwoordelijkheid en druk. Er kwamen wonderen op mijn pad: Ik werd verrast door een grote donatie, ik werd verrast door een teamlid, dat zijn zakelijk netwerk aansprak en heel veel sponsorgeld binnen haalde. Een ander teamlid regelde boodschappengeld bij de appie.
Het begon erop te lijken dat het onmogelijke mogelijk werd.

De Socialrun is een mooi project om te zien welke persoonlijke ontwikkeling ik zelf de afgelopen jaren heb doorgemaakt. Wat ik al geleerd heb en wat ik nog moet bijleren. Elke vraag of verzoek dat ik aan een teamlid doe, voelt verschrikkelijk. Ik heb dan het gevoel dat ik de ander enorm belast. Dat de ander dan een negatief gevoel zal ervaren en dát wil ik tot elke prijs voorkomen. Ik kan het bijna niet geloven als iemand aanbiedt iets te regelen, waar ik zelf enorm veel moeite mee heb. Automatisch ga ik er dan vanuit dat die ander die taak ook wel vervelend zal vinden.

Ik merk dat ik veel (zo niet alles…) op mij persoonlijk betrek. Een afwijzing op een sponsorverzoek of een afwijzing op mijn uitnodiging om in het team deel te nemen, voelt als een klap in mijn gezicht. Het terugtrekken van mensen voelt als persoonlijk falen, het voelt als een afwijzing. Natuurlijk is het niet persoonlijk, maar zijn het de omstandigheden die de betreffende mensen deden besluiten zich (tijdig!) af te melden.

Het voordeel van zaken persoonlijk opvatten is dat iets positiefs als een cadeautje voelt. Bijvoorbeeld als een nieuw teamlid zich aanmeldt. Of als het een teamlid gelukt is een sponsorbijdrage los te krijgen. Als ik een e-mail krijg met de inmiddels legendarische woorden: “eigenlijk sponsoren we niet, maar we vinden je motivatie en de Socialrun zo goed, dat we deze keer willen helpen”. Het is een cadeautje als teamleden zeggen het leuk te vinden om de wissel- & rustplaatsen te regelen en daarvoor in een dag door Nederland te rijden. Het is een cadeautje als een ander teamlid meldt het helemaal niet erg te vinden om telefonisch iets te regelen. Dan voel ik me energiek en high.

Er zijn ook momenten dat ik niet meer zie zitten. Dat ik het overzicht verlies. Dat ik bang ben dat ik de verkeerde (financiële) keuzes heb gemaakt. Dat ik niet genoeg spullen of geld voor het team heb. Dat er van alles ronddraait in mijn hoofd, maar niets een plekje vindt. Dan weet ik dat ik er voor moet gaan zitten en moet proberen op te schrijven wat er ronddraait. In een poging orde in de chaos te scheppen. Dat betekent een draaiboek uitwerken en de begroting bijwerken. Dat betekent de logistiek achter team A, B, basiskamp in schema zetten, zodat ik kan zien dat het klopt. Dat betekent investeren van tijd en energie. Energie die mij op zo’n moment ontbreekt. Dat betekent ook dat er daarna weer rust is in mijn hoofd.

Helaas kan ik niet alles vatten in een schema of draaiboek. Hoe goed ik het ook probeer voor te bereiden en te plannen, er blijven onzekerheden. Onzekerheden zijn er om te delen, heb ik gemerkt. Het delen van onzekerheden kan mij opluchting geven. Een bemoedigend woord ontvangen van een teamlid, doet wonderen. Het geeft me het gevoel dat ik niet alleen ben met mijn onzekerheden. Dat ik mag delen dat ik ‘zwak’ ben en dat ik behoefte heb aan bevestiging en/of steun op zo’n moment. Het is fijn om te merken dat ik er mag blijven zijn, mét mijn onzekerheden. Ook al ervaart die ander niet dezelfde onzekerheden. Dat geeft kracht.

Komend weekend oefent team Fit4Fun 50 km lang met rennen, fietsen, rijden en ondersteunen. Het maken van de oefenroute heeft een teamlid op haar genomen. Ik vind het vreselijk lastig om mij hier niet tegen aan te bemoeien. Ik onderdruk de neiging om de route tot in detail te gaan bestuderen. Ik geef me over aan mijn onzekerheid, maar ik geef me vooral over aan de kundige handen van de navigators in ons team.

Teamkracht gaat mij helpen.
Het onmogelijke is mogelijk!

Risico

De kracht van #meedoeniswinnen en “inclusie” ervaarde ik vorige maand. Ik schreef een subsidieaanvraag voor een project waarbij de ervaringsdeskundige de verbindende factor is in het hersteltraject. Ik zag deze subsidieoproep voorbij komen op Twitter en dacht: “wellicht kunnen we daar binnen de kliniek wat mee”. Ik seinde de psychiater in over deze subsidie. Zij mailde mij terug: “goed plan, wil jij een voorstel schrijven”?

Ineens voelde ik druk. De verantwoordelijkheid om deze subsidie binnen te halen, drukte zwaar op mij. Ik zou iets moeten presteren. Ik dacht na over wat we met deze subsidie zouden kunnen binnen de kliniek. Het was een zooitje in mijn hoofd. Bovendien voelde ik me al een tijdje depressief. Gestructureerd nadenken en concentreren zijn dan moeilijk, zo niet onmogelijk. Ik wist wel waar ik heen wilde, maar de woorden wilde zich niet ordenen in mijn hoofd.

Ik dacht: “laat maar zitten, dit kan ik niet”. Eigenlijk was ik bang, bang om te falen. Bang dat men mijn ideeën stom of niet realistisch zouden vinden. Bang om een risico te nemen. Ik besprak de warboel in mijn hoofd met een psychologe. Met haar heb ik de herstelgroep chronisch depressie opgezet, die ik wekelijks (vrijwillig) mag begeleiden. Het lukte me niet om helder te formuleren. Ze moest vast de paniek op mijn gezicht hebben gezien. Ze bleef rustig, stelde mij goede vragen en droeg ideeën aan. Diezelfde ochtend had ik de deelnemers van de herstelgroep al naar hun ideeën gevraagd.

Ik fietste naar huis en ineens begonnen de ideeën zich te vormen tot woorden. Mijn oog viel op het rode armbandje om mijn rechterpols. Ik las #meedoeniswinnen. Natuurlijk! Mijn armbandje heeft gelijk: ik kan gewoon meedoen! Krijgen we de subsidie niet, dan vergaat de wereld niet. Krijgen we de subsidie wel, dan ga ik me dán pas zorgen maken of ik de projectleidersrol wel kan en wil dragen. Thuisgekomen vroeg ik de psychiater of zij hoofdaanvrager wilde zijn. Ze zag wat ik wilde bereiken met de subsidie en stemde toe.

Ik haalde diep adem en begon met het schrijven van het projectplan voor de subsidieaanvraag. Ik mocht helemaal zelf bedenken wat ik erin ging zetten. Ik wist dat ik kritiek zou moeten verdragen op mijn conceptaanvraag. Ik nam een risico. Eerder schreef ik een blog over hoe lastig ik het vind om met kritiek om te gaan. Nu kreeg ik de kans om te oefenen. Ik stuurde mijn voorstel naar de hoofdaanvrager. Zij las de eerste versie en gaf mij kritiek terug.

Tot mijn verassing kon ik haar kritiek verdragen. Zij had heel goed begrepen wat de essentie van mijn plan was. Haar kritiek kraakte mij niet af, maar maakte mijn subsidieaanvraag juist beter. Haar punten leidde tot het scherper neerzetten van de probleemstelling en het einddoel. Haar punten beperkte zich tot de hoofdlijnen en ze had geen kritiek op details of schrijfstijl. Kortom, ze liet mij helemaal in mijn waarde. De bestuurlijk verantwoordelijke, die moest mee tekenen, gaf mij complimenten over de helderheid van de aanvraag. Ik was gewend om aan kritiek altijd het gevoel over te houden dat ik gefaald heb, dat ik het niet goed gedaan heb. Deze keer ervaarde ik de kritiek als steunend en helpend. Een wonderlijke ervaring.

Ik voelde me gezien. Ik voelde mij een gelijkwaardige gesprekspartner. Er werd niet alleen geluisterd naar mijn ideeën, ik kreeg zelfs alle kans om ze uit te voeren. Bovendien kreeg ik de steun die ik nodig had. Ik kon de aanvraag namelijk niet alleen indienen. Ik had de formele steun van de hoofdaanvrager en de bestuurlijk verantwoordelijke nodig. De bestuurlijk verantwoordelijke, die ik helemaal niet ken, stond zomaar achter mijn aanvraag.

Ik nam een risico.
Ik werd behandeld als een gelijke.
Ik werd voor vol aangezien.
Ik mocht meedoen.

Nu maar duimen dat we het project mogen gaan uitvoeren!

Dit blog schreef ik als gastblog voor de Socialrun.