Nostalgie

Gisteravond had ik met mijn zusje afgesproken om te gaan eten in het Oude Dorp waar wij zijn opgegroeid. Van te voren was ik gespannen, ik wist niet precies waarom. Ergens was ik bang voor wat ik zou voelen als ik weer terug zou zijn op de plek waar ik tot mijn 23ste woonde. Ergens was ik bang dat ik niet de verbinding met mijn zusje kon maken die ik wilde. In een depressie is het moeilijk écht verbinding met anderen te maken. Zelf kan ik dan nog wel het idee hebben dat ik open sta voor contact, soms blijkt het tegendeel en kan die ander niet tot mij doordringen. Afgelopen week overwoog ik diverse malen de afspraak af te zeggen in de hoop een volgende keer in een betere stemming te zijn. Ik deed het niet, omdat ik me door afzeggen zeker niet beter zou voelen én omdat ik mijn zusje wilde zien.

Rond een uur of vijf stapte ik mijn auto en reed de snelweg op. Hoe dichter ik bij de afslag kwam, hoe harder mijn hart begon te bonzen. Was het van de spanning? Het voelde niet negatief. Het was een soort opgewonden gebons dat ik terug kwam op bekend terrein. Ik reed de wijk in over het bruggetje en links was daar mijn ouderlijk huis. Ik wierp er een snelle blik op, er zat een auto achter me. Rechts de kerk die er al tig jaar staat en de fietsenwinkel op de hoek zat er ook nog. Ik parkeerde mijn auto op de nieuwe parkeerplaatsen langs het water (daar waar Sinterklaas altijd aankwam). Hier stond vroeger zo’n grote lelijke gele glascontainer. Ik stapte uit en liep over de Dorpstraat naar het eettentje waar we hadden afgesproken.

Van tevoren wist ik niet of ik binnen zou durven stappen bij de slagerij waar ik 28 jaar geleden aan mijn eerste zaterdagbaantje begonnen was. Ik was bang voor de ‘hoe gaat het?’ en ‘wat doe je nu? vragen. Ik schaam me voor het antwoord dat ik moet geven, als ik eerlijk ben. Ik kwam er langs, het was vlak voor sluitingstijd, de slager en zijn vrouw waren aan het opruimen. Er was niemand in de winkel. Na een diepe ademteug, duwde ik tegen de deur, hij was nog open en ik stapte naar binnen.

We keken elkaar aan, de slager en zijn vrouw waren eigenlijk niet zo veel veranderd. Zij keken naar mij en ik begon met te zeggen “ik werkte hier vroeger”. De slager kreeg een blik van herkenning in zijn ogen, toen hij mijn stem hoorde. “Ja, ik herken je nu!”. We kletsen even over de winkel, over het wel en wee. Ik vroeg naar hun kinderen op wie ik vroeger wel eens paste. Ze bleken een jaar geleden oma en opa geworden te zijn. Ik kon er even omheen draaien, maar uiteindelijk kwam ‘de’ vraag.

Ik besloot eerlijk te zijn en te zeggen dat ik, na een carrière als accountant, nu al een tijdje niet meer werk, chronisch depressief ben en vrijwilligerswerk doe. Ze reageerde begripvol en vertelde meteen dat hun dochter een burn-out heeft. Er was verbinding. Ik kon eerlijk vertellen én ik kreeg een begripvolle reactie terug. Niet dat ik anders verwacht had, want het zijn lieve mensen. Maar ik schaam me nog altijd als ik over depressie vertel. Het voelt alsof ik een last leg bij die ander als ik vertel dat ik helemaal niet zo’n leuk leven heb. We namen afscheid en ik ontmoette mijn zusje bij het restaurant.

Het voelde goed haar weer te zien. We kletsen bij over de afgelopen weken over koetjes en kalfjes. Ze vertelde me ook haar visie op vriendschap en hoe zij om gaat met verschil in verwachting over diepgang van een vriendschap. Ze vertelde me haar conclusie, dat haar gezin haar basis is en dat de vrienden daaromheen komen en gaan.  Opeens vertelde ik haar over mijn afgelopen weken, op Texel, het gedoe van wisselen van behandelaren, het ASS-diagnose-traject wat volgende week start. Mijn twijfels daarover, mijn slaapproblemen en slechte stemming. Ik vertelde haar dat het niet leuk vind om te vertellen dat het weer slecht gaat. Weer dat schaamte gevoel en het gevoel dat ik haar teleurstel en belast met mijn negativiteit.

Tegelijkertijd vulden nare gedachten mijn hoofd: “je ratelt teveel, je zeurt, je stelt je aan, een ASS-diagnose verandert niets, je wil alleen maar aandacht trekken, je bent alleen maar negatief.”  De enige manier om deze nare gedachtenstroom te stoppen, is te controleren of wat ik denk klopt.

Ik verzamelde moed om haar te vragen of ze het raar vind dat ik een nieuw diagnose traject start. Ik vroeg haar of ze het vervelend vind dat ik wéér vertelde dat het slecht ging, ook al zie ik er goed uit (volgens de slager en zijn vrouw…). Ze reageerde heel begrip vol. Ze zei dat ze me begreep, dat ze in mijn situatie ook alle opties zou aanpakken. Ze zei dat het inderdaad niet leuk is om te horen dat het weer slecht gaat, maar ook dat het is zo als het is. Er kwam een nieuwe gedachte op in mijn hoofd: “ze zegt het nu wel maar ze bedoelt dat niet zo”. Ik leg deze gedachte het zwijgen op door actief te denken “mijn zusje zou niet tegen mij liegen, dus ik mag geloven wat ze zegt”.

Ik voelde verbinding met mijn zusje. Dat was waardevol. Na het eten loop ik, zwijmelend van nostalgie, over de Dorpstraat terug naar mijn auto. De Chinees aan de overkant van het water zit er nog! Daar won ik, toen ik negen was, ooit 5 rijksdaalders uit de gokkast tijdens de braderie. Hé, de elektronica zaak aan de linkerkant op de hoek, die is er ook nog. Eigenlijk is het een vertrouwd kneuterig gevoel bedenk ik me. Zo in het donker, met de kerstverlichting nog aan. Ik stap in mijn auto en rij terug langs mijn ouderlijk huis. Deze keer rijdt er geen auto achter me. Ik rij heel langzaam (stoppen en uitstappen durf ik niet) kijk even naar binnen. In een glimp zie ik dat ze vast verbouwd hebben van binnen. Ik zie de aangebouwde garage buiten. Maar ik zie ook de vertrouwde boom en het grint in de voortuin. Dat is nog zo als het was.

Misschien ga ik binnenkort nog wel een keertje terug, als het licht is. Om mijn vertrouwde hardlooprondje rennen,  over de dijk, langs de sluizen en terug over het industrieterrein (wat nu een woonwijk is). Nog even mijmeren.

Ik rij de brug over naar de snelweg. Ik probeer te bedenken wat ik nu eigenlijk voel.
Volgens mij was dit het gevoel van thuiskomen.

Rennen in kleur

Als ik ren kom ik alle kleuren van de regenboog tegen. Ik loop op ‘geel’ als ik door de duinen over de gelige zandpaden ren, het liefst onder de gele zon. Ik loop op ‘groen’ als ik door het groene gras ren of in de verte de groene weilanden zie. Op ‘zwart’ of ‘rood’, loop ik, als ik op het asfalt ren, kijkend naar het blauwe water van de Amstel. Ik loop op ‘bruin’ als ik op de onverharde paden door het bos ren. Af en toe heb ik echt mazzel, dan mag ik op de witte sneeuw rennen met de strak blauwe lucht boven mij. Als ik de wereld in kleur zie, geeft dat mij een heerlijk vrij gevoel.

Op 17 maart ren ik samen met het team van #geefonskleur van de Socialrun de heuvellandmarathon, van Vaals naar Maastricht. Het beloofd een prachtige tocht te worden. Ons team bestaat uit mensen met of zonder een psychische kwetsbaarheid. Psychische problemen zijn nooit zwart-wit. Met #geefonskleur gaat ieder van ons het gesprek aan over psychisch lijden.

Eind vorig jaar kreeg ik de mogelijkheid om met dit team mee te lopen. Ik was rusteloos, had een hardloopmotivatiedip en was zoekende naar een nieuw doel. Dit doel spreekt mij persoonlijk aan. Ik besloot te kijken hoe het is om samen met een team naar een marathon toe te leven. Spannend, met allemaal mensen die ik niet ken. Er werd een app groep opgestart en de uitnodigingen om mensen op Strava te volgen stroomden binnen. Moest ik deze uitnodigen nu accepteren of niet? Het was sociaal wenselijk om dit wel te doen. Ik had er gemengde gevoelens over. Ik maakte mijn twijfel kenbaar in de app groep. Gelukkig was ik niet de enige, ik besloot de uitnodigingen te accepteren.

Eigenlijk was ik wel nieuwsgierig of ik met mijn eigen onzekerheden om kan gaan. Aan de ene kant vind ik het leuk om mijn loopjes te delen en vind ik het leuk om te zien hoe de anderen trainen. Aan de andere kant ga ik ook vergelijken op prestatie. Ik raak ontmoedigd (zwart) als ik zie dat iemand een ‘rustig’ duurloopje gedaan heeft, in een tempo dat voor mij gelijk staat aan een spinttempo. Ik voel me dan een slome slak. De twijfel slaat toe. Ben ik wel goed genoeg om met dit team mee te rennen? Kan ik niet beter voor de ‘kwart’ kiezen in plaats van de ‘hele’? Straks moeten ze bij de finish op mij wachten. Ik voel me onrustig (bruin) en wat gefrustreerd (rood) en jaloers (groen), als ik zie dat iemand “even” een halve marathon als training loopt.

Ik houd me vast aan het Sportrustenschema (zwart/wit), waarbij mijn maximale training 14 km is en mijn hartslag leidend is voor het tempo. Ik wil óók graag meer kilometers rennen. Ik wil óók graag sneller worden. Het is zoeken naar balans. Ervaren wat mijn lichaam aan kan. Niet te veel en te vaak in het ‘rood’ lopen. Ervaren dat dat mijn hoofd zich aan mijn lijf zal moeten aanpassen en niet andersom. Mijn eerste en belangrijkste doel is tenslotte: “heel aan de start van de marathon verschijnen”.

Ik voel me gesteund door mijn eerdere marathonervaring in Leiden (afgelopen mei), die ik uitliep met het Sportrustenschema. Ik voel ook twijfel, het herstel van mijn blessure duurt langer dan de vorige keer. Ik kan nooit meer alle trainingskilometers maken volgens het schema. Het is nog maar 6 weken. Het is vooral een mentale uitdaging. De uitdaging om toch blijven doortrainen. De uitdaging om straks gewoon te starten met in mijn achterhoofd dat de voorbereiding minder goed was dan de vorige keer. Starten met de onzekerheid of ik zou kunnen finishen. Starten met als missie #meedoeniswinnen. Starten met als missie ‘genieten van de prachtige omgeving’.

Op dit soort moeilijke momenten kijk ik naar mijn rechterpols. De pols waar ik mijn Socialrun armbandjes om draag. Op de rode staat #meedoeniswinnen. Op de blauwe staat #geefonskleur. Ik haal dan een paar keer diep adem er probeer de prestatiedruk, die ik mijzelf opleg, van mij af te laten glijden.

Ik ervaar de warmte (geel) van de groep. De bemoedigende woorden, die ik ontving toen ik geblesseerd was, gaven mij steun. De ontvangen kudo’s op mijn trainingen, zorgen voor blijdschap (blauwe lucht). Het is verfrissend (als groen gras) om de opmerkingen van de groepsgenoten te lezen. Zelf vind ik het leuk om kudo’s uit te delen. Te lezen over de blijdschap van een geslaagde training en steunende woorden te kunnen geven bij tegenslag.

Bijzonder vind ik de band die nu al ontstaat. We hebben elkaar nog nooit ontmoet en toch heb ik het idee de groepsleden al wat te kennen. Er is verbinding door het hardlopen. Er is verbinding door het delen van foto’s. Er is verbinding door de missie die we met zijn allen uitdragen.

We zijn een kleurrijke groep mensen.

Kerstcadeau

Op de dag voor kerst werd ik gebeld door een oud collega. We waren via Twitter weer in contact gekomen en probeerde al een half jaar onze spoorboekjes synchroon te laten lopen om eens koffie te drinken en bij te praten. Mijn collega meldde dat hij om 14:28 uur bij het koffietentje kon zijn. Ik raadpleegde mijn interne navigatiesysteem en meldde dat mijn fiets mij om 14:32 uur zou afzetten.

We dronken koffie en deelde met elkaar waar we de afgelopen 3 jaren mee bezig geweest waren. Ik stond in de ratelstand. Ik vertelde hem van mijn poging een eigen bedrijf te starten (bootcamp & hardlopen in kleine groepjes) naast mijn werk als accountant een jaar of 3 geleden. Ik vertelde hem hoe ik ingestort was, in de crisis belandde, in het ziekenhuis behandeld werd met ECTs en daarna weer thuis kwam, zonder dat de behandelingen effect gehad hadden.

Ik vertelde hoe ik mijn werk als accountant weer probeerde op te pakken en uiteindelijk mijn baan als accountant verloor en in de WIA kwam. Ik vertelde hem dat ik dankbaar ben dat ik de druk van het werk niet meer hoef te voelen. Dankbaar dat ik de tijd krijg te herstellen. Dankbaar dat de maatschappij er op dit moment voor zorgt dat ik mijn hypotheek nog kan betalen en niet hoef te verhuizen.

Ik vertelde hem dat ik via het volgen van de cursus Werken Met Eigen Ervaring erachter kwam dat ik het leuk vind om mijn verhaal te vertellen. Om mensen met elkaar te verbinden en te praten over de zaken die er echt toe doen. We lachten samen. Vroeger, vond ik het namelijk vreselijk om te moeten netwerken, om voor groepen mensen cursus te moeten geven, om zelf aan cursus te moeten deelnemen. Altijd maar bang om te falen, om die ene vraag te krijgen die ik niet zou kunnen beantwoorden. Altijd op scherp, altijd gespannen.

We kwamen tot de conclusie dat het verschil tussen toen en nu “de innerlijke kracht” is. De kracht van binnenuit om te spreken over wat er binnenin mij leeft. Mensen te helpen, niet met het werk als accountant, maar met het zijn als mens.

Hij vertelde mij over waar hij mee bezig is. Een mooi project. Het creëren van een community, waarbij het doen van zaken gecombineerd wordt met het zijn als mens. Ook hij verbindt mensen. Hij heeft het talent om een verbindende factor te zijn tussen de zakenwereld en de wereld daarbuiten.

De koffie was veel te snel op, de tijd was snel voorbij. De zakenwereld riep mijn collega weer. We spraken af in contact te blijven. Onze wegen scheidden zich weer. We namen afscheid als vrienden.

Op de fiets naar huis, bedacht ik me, dat ik maar door had gerateld. Ik was in de ‘stuitermodus’. Bezorgd vroeg ik hem via de app of ik niet al zijn energie had ‘gepikt’. Verrast was ik toen ik terugkreeg: “… dat is grappig ik kreeg juist energie van jou”. Ik had er nooit bij stil gestaan dat ik een bron van energie voor een ander kan zijn. Dat ik energie te geven heb.
Ik was verwonderd. Ik glom van trots.

De app ging verder: “ik vind dat je supertrots op je zelf mag zijn. Wat jij gedaan hebt, kan de gemiddelde Nederlander niet aan. Je bent een sterke ziel!”. Mijn wangen kleurde rood. Wat een ontzettend mooi compliment.
Het raakt mij dat hij het woord “ziel” gebruikte. Niet “mens”, niet “vrouw”, maar “ziel”.

Verpakt in woorden, in energie, kreeg ik de middag voor kerst, een prachtig kerstcadeau.

Home

Bijzondere ontmoeting

Ik zat in de trein. In Den Bosch stapte een oudere meneer in, met zijn koffers, en ging naast mij zitten. Ik was verdiept in mijn boek. Nadat ik mijn boek uit had, vroeg ik waar hij heen ging en we raakte in gesprek.

Hij vertelde mij dat hij op “Kunstreis naar Bulgarije” ging. Ik kon zijn relaas over ‘de kunst’ niet helemaal volgen, duidelijk was wel dat hij enthousiast en gepassioneerd was.

Later vroeg ik hem wat hij gestudeerd had. Hij antwoordde dat hij “rechten” gestudeerd had. Ik vond hem er niet uitzien als een ‘advocaat’, meer als een ‘rechter’. Ik vroeg verder naar zijn loopbaan. Enthousiast begon hij te vertellen:

Hij was begonnen op het Ministerie van Landbouw, had gewerkt bij DAF en vervolgens was hij Officier van Justitie geworden en had zijn loopbaan op 70-jarige! leeftijd afgesloten als…. rechter.

Ik keek eens uit het raam. En zag een prachtige volledige regenboog. Ik wees de meneer erop. Hij vertelde dat hij wel eens een dubbele regenboog had gezien. We kletste verder.

Hij vertelde dat hij vroeger vaak met de trein naar zijn werk ging, ook al had hij een auto met chauffeur. De chauffeur woonde in Den Haag, hij in Den Bosch en zijn werk was in Amsterdam, dus de heenreis deed hij met de trein. Terug bracht de chauffeur hem wel thuis. Daar kreeg de chauffeur een bakkie koffie en wat boterhammen van zijn vrouw. Ik was ontroerd door de zorgzaamheid die hij voor zijn chauffeur toonde.

Ik keek nog eens naar buiten (ergens tussen Utrecht en Amsterdam) en zag: een dubbele regenboog! Ik wees de meneer erop. Hij zei dat sommige mensen de regenboog zien als een verbinding tussen God en de mensheid. Ik dacht er over na. Een verbinding tussen hemel en aarde in letterlijke zin. Eigenlijk wel mooier dan de pot goud.

Hoewel, ik vond mijn pot goud. Ik stapte de trein uit met een glimlach op mijn gezicht. Dankbaar voor de ontmoeting.

Dank u wel, meneer!

Gezicht

Je zit tegenover mij aan tafel en ik bestudeer je gezicht. Jouw gezicht toont een open, vriendelijke rustige blik. Jouw gezicht heeft een gezonde bruine kleur van de zon. Je draagt geen make-up. Je verbergt je imperfecties niet. Je benadrukt de perfecties niet.

Je neus is recht, met een klein bobbeltje boven op. Je neus geniet van het ruiken van vers gebakken brood, van de geur van gemaaid gras en de lucht van net gevallen regen. Je trekt je neus op voor de geur van pindasaus en voor mensen waar een luchtje aan zit.

Je oren staan recht ten opzichte van elkaar. Niet te ver naar voren en ook niet te ver naar achteren gericht. Op je oorlellen zijn dichtgegroeide gaatjes nog zichtbaar. Van de oorbellen die jouw oren droegen, toen je 10 jaar was. Je oren laten de muziek van Ludovice Einaudi naar binnen. De muziek die je hoofd en lijf vult. Jouw oren luisteren geduldig naar de mensen om je heen. Jouw oren horen wat er gezegd wordt. Jouw oren luisteren ook naar wat er niet gezegd wordt.

Je mond staat neutraal en toont, rechtsboven, een klein litteken van een koortslip. Jouw mond geniet van de smaak van melkchocolade, met zeezout, smeltend op je tong. Jouw lippen voelen nog de eerste zijden zachte kus die je kreeg. Jouw mond, waar zo vaak geen geluid uit komt. Jouw mond, die wil spreken, kan spreken, maar niet durft te spreken.

Je ogen zijn grijs/blauw. Je bent gezegend met mooie lange zwarte wimpers en brede wenkbrauwen. Jouw ogen kijken graag naar de blauwe lucht, het zilte strand en de grijs blauwe zee. Jouw ogen laten zich moeilijk vangen. Je ogen kijken weg. Je ogen schieten heen en weer, alert. Jouw ogen zijn dof. Jouw ogen zien het leven nu niet. In de rechterhoek van je linkeroog blinkt een traan. De traan druppelt langs je neus, langs de kleine bobbel naar beneden. Je huid van je wangen wordt rood en vlekkerig naar mate er meer tranen uit je linker- en rechteroog volgen.

Je doffe blik verdwijnt. Jouw ogen openen de weg naar je ziel. Je ogen laten jou zien. Jouw ogen gunnen andere ogen een blik in jou. Eventjes zien jouw ogen en kijken ze niet alleen.

Jouw gezicht, dat wat roder wordt door de warmte van de zon. De glimlach die je mond aarzelend vormt. De twinkeling in je ogen, die even zichtbaar wordt. Het geluid van kwetterende vogels die je oren horen. De lucht van het leven die je neus ruikt.

Wat een mooi gezicht.

Home

Afscheid van een vriend

Ik leerde je kennen in de zomer van 2001, in Italië aan het Gardameer.
Ik was meteen verliefd op jou.
We brachten zoveel mogelijk tijd met elkaar door.
Samen buiten in de natuur op vakanties of binnen in jouw woonplaats.
Ik leerde je steeds beter kennen.
Ik zag je in onze hoogtijdagen wel vier keer per week.
We waren trouwe trainingsmaatjes.

Soms verraste je me, met een moeilijk probleem.
Dan beet ik me in je vast.
Dan droomde ik ’s nachts van je.
Dan zag ik je vormen overdag overal, in muurtjes, in gebouwen, op straat.
Dan probeerde ik steeds opnieuw een oplossing ter verzinnen,
je even iets zachter of juist harder vast te houden,
de positie van mijn handen of voeten aan te passen,
net zolang tot ik jouw probleem had opgelost.

Je leerde me een hoop.
Over doorzetten en niet opgeven.
Over vallen en weer opstaan.
Over steeds maar weer opnieuw beginnen.
Over onverwachte successen.
Over onverwachte mislukkingen.

Je maakte me sterker als ik me sterk voelde.
Je gaf me een doel.
Je zag me ook als ik het zwaar had, meestal was ik dan bang voor je.
Toch bleef ik je ook in zware tijden opzoeken.
In de hoop dat ik de angst kon overwinnen.
In de hoop dat het goede gevoel weer terug kwam.
Dat we weer samen konden bewegen alsof we dansten, in een flow.
Dat we samen weer een probleem konden oplossen.
Dat we samen succes konden vieren, ook al was de blijdschap van korte duur.

Gisteravond kwam het besef dat ik je voor de laatste keer bezocht.
Ik probeerde, na je ruim 6 maanden niet te hebben gezien, nog één keer met je in gesprek te komen.
Het gevoel was als vanouds.
We dansten even samen.
Ik voelde je flow.
Je voelde vertrouwd.

Toch besluit ik nu afscheid van je te nemen.

Het doet me teveel pijn in mijn lijf,
om je aan te raken,
om me aan je op te trekken,
om je vast te houden.

Mijn vingers laten zich niet meer belasten,
mijn schouder laat zich niet meer uitstrekken,
mijn been wil zich niet meer bewegen, zoals jij van mij vraagt.

Ik heb tranen gelaten, mijn besluit staat vast.

Ik kom je vast nog eens opzoeken.
Om een kopje koffie te drinken.
Om naar je te kijken.
Om je nog toch nog even te voelen.

Ik ben je dankbaar voor alle mooie momenten die we samen hebben beleefd.

Dag lieve klimroute.

Dag klimhal.

Dag.

Home

IJsblokjes examen

Het is warm, heel warm, de afgelopen dagen. Door de warmte heb ik meer last van jeuk dan ‘normaal’. Overdag gaat het nog, door de afleiding. De avond en nacht zijn lastiger. Het lijkt alsof de mieren op mijn huid dan actiever worden. Het lijkt alsof ze steken uitdelen, zodat mijn spieren in mijn lijf plotseling samentrekken alsof ik een elektrische schok krijg.

Ik google op “jeuk”. “Jeuk” blijkt een plaats in België te zijn. Niet waar ik naar op zoek was, wel een leuk weetje. Ik lees dat menthol poeder/gel voor verkoeling kan zorgen en de jeuk wat kan verzachten. De verkoeling zoek ik tot nu toe in een koude douche voor het slapen gaan. Dat helpt even. De mentholpoeder voert me terug naar een jeugdherinnering. Ik had waterpokken en stond in de badkamer op de rode stenen tegels. Mijn moeder bestrooide mij met mentholpoeder, dat hielp even tegen de jeuk.

Ik ga naar de drogist en haal mentholgel (direct maar twee tubes). In de avond, na mijn koude douche, smeer ik mijn armen, benen, rug en buik in met de menthol gel. Ik smeer gul. Het spul trekt goed in de huid. Ik ruik naar pepermunt. Ik kruip mijn bed in. Na een minuut of vijf krijg ik het koud. Kippenvel op mijn huid. Heel koud. Ik bibber, ik ril, ik klappertand. Ik trek het dekbed (ja echt..) over mij heen. Zo ril en bibber ik erop los. Dat spul brengt inderdaad verkoeling…. Ik voel me een ijsblokje. Of meerdere ijsblokjes in een koud glas cola. Toch zeker een half uur lig ik bibberend en rillend onder mijn dekbed.

Ik weet niet of dit nu het gewenste resultaat is. Door al dat bibberen kan ik ook niet slapen. Jeuk of bibberen. Kiezen uit twee ‘kwaden’. Na een tijdje neemt het bibberen af. Kan het dekbed opzij en heb ik genoeg aan het laken.

Ik val in slaap. In slaap! Heerlijk een paar uur achter elkaar slapen.

Ik ben gezakt voor mijn ijsblokjes-examen, geslaagd voor kampioen bibberen en ik heb geslapen!

Vanavond her-examen: iets minder dik smeren…..